Falenica: van idyllisch Joods vakantieoord tot verwoeste gemeenschap
- Steven de Joode
- 1 aug
- 3 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 12 aug

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoordden de nazi's vrijwel alle inwoners van het getto van Falenica (Polen). Hoe kon een idyllisch, Joods vakantieoord het toneel worden van deze gruwelijke gebeurtenis?
Het hedendaagse Falenica
Falenica, tegenwoordig onderdeel van het Wawer-district in het zuidoosten van Warschau, is geliefd om zijn rustige sfeer en charmante houten villa’s, gebouwd in een stijl die een mix is van art nouveau en folklorisme. Als we een toeristengids mogen geloven, is Stacja Falenica cinema café zeker een bezoek waard, net als de warenmarkt die elk weekend plaatsvindt. Op steenworp afstand ligt bovendien het Mazowiecki Park, een waar paradijs voor natuurliefhebbers.
De Joodse gemeenschap van Falenica
Tot 1951 was Falenica een zelfstandig dorp. Voor de Eerste Wereldoorlog was het een geliefd vakantieoord, met vooral houten zomerhuizen die grotendeels eigendom waren van Joodse families. Veel van die huizen werden tijdens de Eerste Wereldoorlog verwoest, maar in de jaren twintig en dertig bloeide de gemeenschap op: er waren scholen, winkels, bioscopen en een bekende glasfabriek.
In de zomermaanden trok Falenica duizenden Joodse bezoekers, waaronder chassidim, rabbijnen en gewone arbeidersgezinnen uit Warschau die verlichting zochten na de strenge winters. Tijdens de zomer vulden gehuurde villa’s zich met families die na Sjavoeot hun bezittingen per wagen meenamen.
Het leven in Falenica was een combinatie van ontspanning en spiritualiteit. Uit sommige huizen klonk moderne muziek van grammofoons, terwijl andere gevuld waren met de geluiden van Torastudie, chassidische nigunim en gebeden. Het dorp was het toneel van belangrijke religieuze bijeenkomsten, huwelijksbemiddelingen en bezoeken van chassidim die de zegen van hun rabbijn zochten.

De Joodse gemeenschap was divers en bestond uit kooplieden, ambachtslieden, arbeiders en een toegewijde intelligentsia die betrokken was bij politieke en culturele organisaties. Lokale bedrijven bloeiden in de zomer, aangezien huurinkomsten en handel de belangrijkste inkomstenbronnen waren. Aan deze idylle kwam in 1939 abrupt een einde.
In september 1939 telde Falenica ongeveer 5.300 Joodse inwoners. De Duitse invasie trof het dorp zwaar; op 19 september staken de nazi's veel Joodse huizen en winkels in brand. Door de gedwongen verplaatsing van Joden uit andere gebieden nam de Joodse bevolking in 1941 toe tot circa 6.500. Kort daarop vermoordden de nazi's vrijwel al deze mensen.
Het getto van Falenica
Waarschijnlijk werd in december 1939 een Joodse Raad (Judenrat) opgericht, vergelijkbaar met die in het nabijgelegen Otwock. De eerste leider, H. Cukerman, werd al snel gearresteerd en geëxecuteerd na verraad door Volksduitse collaborateurs. Zijn opvolger, Eliasz Finkiel, probeerde sociale hulp te organiseren in de steeds schrijnender omstandigheden.
Op 31 oktober 1940 richtten de nazi's officieel het getto van Falenica op. De bezitter sloot het getto af met een twee meter hoge muur met prikkeldraad, maar handel met de buitenwereld bleef op sommige plekken mogelijk. De leefomstandigheden waren erbarmelijk: honger, ziekte en uitputting eisten hun tol. Zo'n 1500 bewoners stierven aan ondervoeding en uitputting.
Dwangarbeid en razzia’s
In 1941 werd in het dorp een werkkamp opgericht, waar ongeveer 400 Joden tewerkgesteld werden, voornamelijk in een houtzagerij. In april 1942 begon de Joodse politie met razzia’s om dwangarbeiders te leveren aan de Duitsers. De nazi's stuurden mannen naar andere kampen, zoals Wilanów en Jozefów, met de valste belofte dat hun families gespaard zouden blijven. Toen in augustus 1942 het nieuws zich verspreidde dat het getto geliquideerd zou worden, zochten velen wanhopig naar manieren om te overleven.
De liquidatie van het getto
Op 17 augustus 1942 werden Joden uit nabijgelegen getto’s en werkkampen samengebracht in Falenica. Diezelfde dag eisten Duitse gendarmes uit Rembertów een losgeld van 100.000 zloty om het getto te mogen verlaten. De gendarmes werden vervangen door politie uit Oekraïne en Litouwen. En drie dagen later, op 20 augustus 1942, werden de meeste Joodse inwoners van Falenica gedeporteerd naar het vernietigingskamp Treblinka.
De Duitsers schoten iedereen ter plekke dood die niet kon lopen. Sommige wanhopigen maakten zelf een eind aan hun leven. Tijdens de liquidatie doodden de nazi's circa 200 mensen; van de overgebleven 5800 Joden overleefden slechts dertig de Holocaust.
Herinneren
De geschiedenis van Falenica is nog steeds voelbaar in de stad. Aan de oostzijde van het treinstation herinnert een monument aan de genocide van 1942. In 2020 maakten Ireneusz Dobrowolski, Justyn Kołakowski een documentaire over Falenica: Falenicka Atlantyda. Enkele overblijfselen, zoals de hierboven afgebeelde houten stempel uit de postkamer van de Joodse Raad, dienen als stille getuigen van het verleden.

Bronnen
Martin Dean (ed.). Encyclopedia of Camps and Ghettos. Volume II: Ghettos In German-Occupied Eastern Europe. Part A. Bloomington, Indiana University Press, 2012, pp. 368-370.
Szlomo Adibi (Szlomek Frydman), 'Słynne miasteczko', in: Sefer Falenic (Warschau, 2022), pp. 19-22.
Opmerkingen