De literatuurgeschiedenis heeft zich in het verleden met name beziggehouden met de zogeheten 'hogere literatuur'. Pas de laatste decennia is er meer belangstelling gekomen voor stuiverromannetjes en 'triviaalliteratuur'. En terecht: die lectuur werd tenslotte het meest gelezen. Een goed voorbeeld is het hiernaast afgebeelde boekje, Die Lasterhöhlen der Prostitution und ihre Genossen, geschreven door Ferdinand von Döbeln (een pseudoniem van Friedrich Ferdinand Kiessling) en gepubliceerd in ca. 1880.
De eerste hoofdstukken bevatten hartverscheurende verhalen over meisjes uit de betere kringen die door kwaadaardige minnaars tot prostitutie worden gedwongen, en jonge mannen die bordelen worden binnengelokt om vervolgens te worden beroofd door meedogenloze gangsters. De verhalen zijn met elkaar verbonden door sociologische observaties en morele waarschuwingen.
De auteur bespreekt ook krantenadvertenties waarin prostitutie wordt gepromoot ("Schands-Inserate"), en hij beschrijft opvallend gedetailleerd de hoerenwijken in Hamburg en andere steden, evenals "Tingel-Tangel"-clubs en "Tanzhäuser". Ironisch genoeg zou deze goed geïnformeerde tirade tegen prostitutie dus heel goed als gids kunnen dienen: de auteur waarschuwt de lezer voor voetangels en klemmen en wijst hem op betrouwbare locaties om prostituees op te pikken (zonder beroofd te worden).
Het werk behoort tot het genre van de zogeheten 'colportageliteratuur': goedkoop geproduceerde literatuur voor de massa, verkocht door rondtrekkende colporteurs en vaak geassocieerd met morele corruptie. In 1882 publiceerde het Börsenblatt für den deutschen Buchhandel een artikel over het genre, waarin ook dit werkje wordt genoemd. Blijkbaar had een Berlijnse boekhandelaar verschillende advertenties gepubliceerd waarin reclame werd gemaakt voor het boekje (en diverse andere), advertenties "die an widerlicher Reclame alles bisher Dagewesene weit hinter sich lassen, sodass es uns unmöglich ist, ausser den Titeln [...] Weiteres hierüber mitzuteilen", zoals de recensent opmerkte.
En een paar jaar later, in 1885, werd het boekje blijkbaar zelfs verboden. Bovendien werd de voorraad van Leipziger boekhandelaar Ludwig Albert Unflad in beslag genomen, wat misschien betekent dat hij de eigenlijke uitgever van het boekje was, zich verschuilend achter het nogal vage "Verl. der Verlagsanstalt".
Colportageliteratuur werd gedrukt op broos, goedkoop papier en was niet bedoeld om lang mee te gaan. Het is dan ook geen wonder dat het genre slecht is overgeleverd. "Kolportageromane sind in deutschen Bibliotheken und Archiven weder als Artefakte noch als Begriff existent", zoals Kosch en Nagl in 1993 terecht opmerkten. Dit boekje is geen uitzondering: er zijn slechts twee exemplaren van bekend.
De auteur, Friedrich Ferdinand Kiessling (1835-1890/91), was romanschrijver, feuilletonist, toneelschrijver en redacteur. Hij schreef een aantal colportage-romans, vaak onder pseudoniem. Hij werd opgeleid in Engeland en Amerika en woonde van 1871 tot 1876 in Leipzig, waarna hij zich in Dresden vestigde. Dresden ontwikkelde zich in het laatste kwart van de 19e eeuw tot het centrum van de colportagehandel.
Interessant is dat Döbeln zich in Dresden in de kringen van Karl May bewoog, die in de jaren 1880 zelf vijf grote colportageromans schreef. "Kießling gehört zu jenem bislang noch weitgehend unerforschten Kreis von Dresdener Schriftstellern [...], mit denen Karl May im ersten Jahrzehnt seines Schriftstellertums Kontakt hatte", aldus Andreas Graf.
Zie verder: Hayn, Bibliotheca Germanorum Erotica, p. 59; Börsenblatt für den deutschen Buchhandel, 3 mei 1882; Brümmer, Lexikon der deutschen Dichter und Prosaisten, 3.6, p. 460; Graf, "Von einer monatelangen Reise zurückkehrend", in: JahrbuchderKarl-May-Gesellschaft 1992; Kosch and Nagl, Der Kolportageroman. Bibliographie 1850 bis 1960 (Stuttgart, 1993).
Comments